Peter Paul Rubens was een Zuid-Nederlandse barokschilder, tekenaar en diplomaat, werkzaam in Antwerpen. Rubens werd twee keer geadeld: in 1624 verhief Felipe IV van Spanje hem aan het Spaanse hof tot de adel voor zijn diplomatieke missies in de Noordelijke Nederlanden en in 1630 werd hij door Charles I van Engeland geridderd aan het Engelse hof in Whitehall.
In 1568 week het gezin uit naar Keulen omdat ze als Calvinisten in hun thuisland vervolging vreesden. Nadat Peter Pauls vader werd aangesteld als juridisch adviseur van Anna van Saksen, de tweede vrouw van Willem van Oranje, verhuisde het gezin Rubens in 1570 naar Siegen waar haar hof gevestigd was. In 1578 verhuisde het gezin Rubens naar Keulen.
Rubens en zijn oudere broer Philip Rubens kregen een humanistische opvoeding in Keulen en daarna in Antwerpen. Ze studeerden aan de Latijnse school van Rombout Verdonck in Antwerpen, waar ze de Latijnse klassieken leerden kennen. In 1590 dienden de broers om financiële redenen hun scholing af te breken, meer bepaald om een bruidsschat te voorzien voor hun zuster Baldina. Peter Paul ging als page dienen bij de hertogin Margaretha de Ligne-Arenberg, wiens schoonvader de gouverneur-generaal van de Spaanse Nederlanden was geweest. Hij wilde een artistieke opleiding volgen en zijn moeder zorgde er voor dat hij in de leer kon bij Tobias Verhaecht.
Na een jaar bij Tobias Verhaecht in de leer te zijn geweest, studeerde hij twee jaar onder Adam van Noort om zijn leer te beëindigen bij Otto van Veen (Otto Venius), een van de leidende schilders van Antwerpen. Hij werd in 1598 opgenomen als meester in het Antwerpse Sint-Lucasgilde.
Op 9 mei 1600 vertrok hij naar Italië, waar hij beïnvloed werd door de kunst van de Oudheid. In Venetië trad hij, op uitnodiging van een Mantuaans edelman, in dienst van de hertog van Mantua, Vincenzo I Gonzaga tot 1608. In deze periode leerde hij veel van de werken van de kunstschilder Caravaggio kennen. In 1601 reisde hij naar Florence en Rome. Hij maakte er kennis met de Griekse en Romeinse kunst en kopieerde er werken van de Italiaanse meesters. In Rome schilderde hij zijn eerste altaarstuk voor het Santa Helena altaar in de kerk van het Heilig Kruis.
Van 1603 tot 1604 verbleef hij in Spanje. Hij ging er op diplomatieke missie in opdracht van de hertog van Mantua. Aan het hof van koning Felipe III leverde hij verschillende geschenken. Hij beleefde er de confrontatie van de Spaanse kunst met de Venetiaanse werken van Titiaan in Madrid.
In oktober 1608 keerde hij terug naar de Spaanse Nederlanden en werd er benoemd als hofschilder van de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk en Isabella van Spanje, in 1609. Hij bleef in Antwerpen wonen en trouwde er op 3 oktober van datzelfde jaar met Isabella Brant. In 1611 werd zijn eerste dochter geboren, Clara Serena, die jong overleed in 1623. In 1614 werd zijn zoon Albert geboren.
Als gevolg van het Twaalfjarig Bestand in de Nederlanden tijdens de periode 1609-1621 steeg de welvaart in Antwerpen, waardoor Rubens snel verschillende opdrachten kreeg. In 1610 richtte hij het grote pand aan de Wapper, dat nu het Rubenshuis heet, in als atelier met een aantal knapen en leerjongens. De meester zelf schilderde vaak bij portretten alleen het gezicht en de handen; de rest was na een grove schets voor de knapen, zo kon de meester aan hoog tempo vele opdrachten aanvaarden. Afbeeldingen van dieren liet hij over aan Frans Snyders die in Rubens' atelier werkte, maar ook op zelfstandige basis opdrachten mocht aanvaarden. De productiviteit van de meester was verbazingwekkend. Rubens schilderde tussen 1621 en 1625 24 schilderijen voor het Palais du Luxembourg, zijn grootste opdracht ooit, die historisch-allegorisch de levensloop van koningin Maria de Medici uitbeelden.
In 1626 overleed zijn vrouw Isabella Brant. Rubens genoot het volste vertrouwen van de landvoogdes Isabella en kreeg meerdere diplomatieke opdrachten en missies te verwerken. Aldus kwam hij weer in Spanje en Engeland terecht. De werken van Titiaan en de bewondering van de Hertog van Buckingham stimuleerden de kunstenaar.
Hij was 53 jaar toen hij, terug uit Engeland, in 1630 hertrouwde met de 16-jarige Hélène Fourment. Zijn nieuw aangekochte landgoed Het Steen te Elewijt en het gelukkige gezinsleven op het platteland begunstigden zijn kunst als landschapsschilder. In 1632 werd zijn dochter Clara Johanna geboren, in 1633 zijn zoon Frans. In 1635 kreeg hij nog een dochter, Isabella Helena en in datzelfde jaar kocht hij Kasteel Het Steen in Elewijt. In 1636 werd zijn zoon Peter Paul geboren.
Lijdend aan jicht stierf hij, in het Rubenshuis te Antwerpen, op 30 mei 1640. Hij ligt begraven in de Sint-Jacobskerk te Antwerpen. Boven zijn graf prijkt een beeld van Maria van de hand van zijn leerling Lucas Faydherbe, Mechels beeldhouwer en architect en gedurende de laatste drie jaren van Rubens leven woonachtig en werkzaam in Rubens' atelier aan de Wapper, waar hij uitgroeide tot zijn vertrouweling.