Papierencatalogi geven ten dele tegenstrijdige informatie over deze uitgifte, met name over de gebruikte papiersoorten bij de heruitgifte [1][2][3].
Papiersoorten
Eerste uitgifte: December 1908-1911
De zegels zijn oorspronkelijk uitgegeven op wit, vezelrijk, poreus, elastisch papier, waarbij op onbedrukte vlakken of de achterkant een honingraatstructuur te herkennen valt met regelmatige horizontale streeplijnen met een lengte van 0,5 tot 1 mm (met tegenlicht of met strijklicht). Het papier is van goede kwaliteit. Om het filteren makkelijk te maken duiden we dit papier aan met gestreept papier (horizontaal).
Het papier heeft een velwatermerk aan de boven- en onderrand wat bestaat uit vervlochten lijnen.
De gebruikte inkt heeft zachte tinten en de zegels zijn goed gecentreerd en duidelijk relief van de adelaar voor de zegels met preegdruk.
De opgedrukte laklijnen (verticale wieber-vormen) zijn duidelijk en scherp afgetekend met een breedte kleiner dan 1 mm.
Heruitgiften: 1912-1916 / 1916-1922
Solovjev en Zagorski beschrijven het gebruik van twee verschillende papiersoorten bij de heruitgiften.
1912-1916 Nagenoeg hetzelfde papier wordt gebruikt al bij de eerste uitgifte, maar de vellen zijn door een andere snijwijze een kwart gedraaid. De honingraat structuur loopt nu in verticale richting (regelmatige verticale lijnen met een lengte van 0,5 to 1,0 mm in verticaal richitng). Het papier is van goede kwaliteit maar gladder. Om het filteren makkelijk te maken duiden we dit papier aan met gestreept papier (verticaal).
Het papier heeft een velwatermerk aan de linker- of rechterrand wat bestaat uit vervlochten lijnen.
De opgedrukte laklijnen (verticale wieber-vormen) zijn duidelijk en scherp afgetekend.
1916-1922 Het papier is geelachtig/grauw. Het is van slechtere kwaliteit dan bij de eerdere uitgiften. De dikte varieert. Er zijn veel spikkels zichtbaar in het licht, maar de oriëntatie lijkt verticaal maar is minder geordend dan van het papier uit 1912-1916.Om het filteren makkelijk te maken duiden we dit papier aan met geel papier.
Het papier heeft soms een velwatermerk, bestaande uit vervlochten lijnen, aan de linker- of aan de rechterkant. Volgens Michel en Zagorski zijn er ook vellen gebruikt zonder watermerk.
De opgedrukte laklijnen (verticale wieber-vorm) zijn lastiger herkenbaar.
Volgens Michel zijn de opgedrukte kleuren bruin- en/of grijs-achtig.
Solovjev hanteert 1919 als datum voor de laatste druk (van getande zegels).
Lakpatroon
Na het bedrukken van de zegels zijn deze bedrukt met een patroon van gelakte lijnen die een verticaal wiebertjespatroon vormen. Dit is een beveiligingsmaatregel om te voorkomen dat stempels van gebruikte zegels afgewassen worden. De toen gangbare middelen om stempels te verwijderen, verwijderden ook deze lakstrepen. Omdat de lak bij het aanbrengen deels in de zegelverf doordrong werd ook het zegel beeld aangetast bij verwijderen van de stempel.
In de Duitse en Sovjet-literatuur wordt nog vaak gesproken over een krijtopdruk (Kreideaufdruck). Technisch gezien is dit onjuist en is de Engelse term "varnish" accurater [4].
Volgens Michel zijn de lakstrepen op het papier van 1912-1922 onscherp met een breedte van 1,3 tot 2, 0 mm breed met een gerafeld uiteinde. Dit lijkt niet altijd te kloppen. B.v. vel # 9885723 (papiersoort 1916-1922) heeft dunnere laklijnen dan #9885727 (papiersoort 1912-1916). Dunnere lijnen komen ook voor op de vellen met ongetande zegels uit 1917, zoals #9886003. Onderstaande zegels zijn getypeerd via het drukcontrole-blok [2].
[1] Michel
[2] Solovjev
[3] Zagorski
[4] Shalimoff, George, Levandowsky, Daniel, "The varnish lines - a new look". British Journal of Russian Philately No 52.