Dcc werd eind 1992 geïntroduceerd door Philips en Matsushita (Technics, Panasonic en JVC).
De dcc-tape kan worden opgenomen en afgespeeld met een dcc-speler. Deze speler kan ook analoge compactcassettes afspelen, echter niet opnemen. Er werd gebruikgemaakt van stilstaande koppen en een omkeerbare band waarop per kant 9 parallelle sporen met digitale informatie opgenomen worden. Er wordt gebruikgemaakt van het PASC (Precision Adaptive Sub-band Coding)-compressiesysteem dat digitale opnamen van (bijna) cd-kwaliteit mogelijk maakt. Om het kopiëren tegen te gaan wordt er gebruikgemaakt van SCMS (Serial Copy Management System).
Dcc had commercieel weinig succes en heeft maar kort bestaan, de vrijwel gelijktijdig geïntroduceerde minidisc had wat meer succes maar kon uiteindelijk ook niet op tegen de beschrijfbare cd en het MP3-formaat. Ook de introductie van high-end dcc-recorders met 18 bitresolutie (in bijvoorbeeld de DCC 730 en DCC 170) mocht niet baten; op 31 oktober 1996 kondigde Philips aan te stoppen met de productie van dcc. Met de DCC 175 was het ook mogelijk via de computer(parralelle kabel) gegevensdata op een dcc te schrijven, dit is nooit een succes geworden in tegenstelling tot bij DAT