Fernand Dineur wordt beschouwd als pionier van het Belgische beeldverhaal.
Na heel wat omzwervingen begint hij eind jaren dertig als illustrator voor enkele Belgische kranten. Voor Le Soir tekende hij enkele korte strips voor de "almanachs" en de gagstrip "Les Tribulations de Prosper". Via zijn werk voor Le Moustique / Humoradio valt het oog van Jean Dupuis op hem.
Vanaf het eerste nummer van Spirou mag hij dan ook zijn « Tif » (Kale) door het blad laten lopen. Op 21 april 1938 is deze kale, gewiekste schooier present in het weekblad. Enige tijd later komt een nieuw personage hem vergezellen. « Tondu » (Baard) wordt gevonden op een onbewoond eiland waar hij terechtgekomen is na, als kapitein, schipbreuk geleden te hebben. Zijn verwilderde haar is nooit meer verdwenen, ook zijn zeemanspet zal een bekend attribuut blijven.
Bij Dupuis verscheen bij leven maar één album van zijn hand (in 1942). Het album moest dan ook nog gedeeld worden met Janmaat en de Sinjoor (van Rob- Vel), maar het is wel het grootste album ooit en het eerste dat verscheen na voorpublicatie in het weekblad
Het dierenverhaal "Les Exploits de Bib, Rip, Fitt en Jop" verschijnt in Spirou, ook bij ons in het weekblad Robbedoes staat het raadseltje « Flup detective » (één prentje) waarin de misdaad moet worden opgelost aan de hand van de gegeven informatie.
Tientallen jaren is Baard en Kale een vaste waarde. In mei 1948 verschijnen er enkele verhalen in het weekblad Heroic. Uitgeverij Dupuis is hier niet over te spreken en koopt de rechten van de personages op. Will mag de reeks verder zetten. Dineur schrijft nog enkele scenario’s maar stopt na het verhaal "Baard en Kale in Midden-Amerika" (1952).
Na de oorlog was Dineur erg actief. "Poupoutte le Clochard" in Jeep (1945), "Furette" in Bimbo (1945), "Ric détective" en "Le Baron Louf" in Heroic (1948), "Cap Joc" in Prenez-Moi, …
Zijn laatste werk stond in Heroic onder de naam "Les Confidences du détective Nant" eerst als illustratie bij teksten, daarna als strip (1956).